Asphyxiantia zijn gassen die in hoge concentratie schadelijk zijn voor de mens omdat zij de zuurstofvoorziening van het lichaam belemmeren. Men maakt onderscheid tussen fysische en chemische asphyxiantia.
Fysische asphyxiantia zijn (meestal reukloze) gassen die, als zij in hoge concentraties voorkomen, de zuurstof uit de lucht ‘verdringen’. Voorbeelden zijn stikstof, kooldioxide, methaan (aardgas) en edelgassen. Als het zuurstofgehalte van lucht daalt tot waarden kleiner dan 18%, kan schade optreden. Vooral in besloten ruimten vormen deze stoffen een gevaar. Met name bij het werken in procesketels, rioleringen, kruipruimten en putten dient men op dit gevaar bedacht te zijn. Dergelijke ruimten moeten vooraf worden gemeten op zuurstofgehalte en ook tijdens het werk moet regelmatig op dit punt te worden gecontroleerd met een zuurstofmeter.
Chemische asphyxiantia verstoren de lichaamsprocessen die de weefsels van zuurstof voorzien. Het zuurstofgebrek ontstaat hier dus in het lichaam. Voorbeelden van chemische asphyxiantia zijn koolmonoxide, waterstofcyanide (blauwzuurgas) en zwavelwaterstof.